Portret van Jan Pieterszoon Coen
Mauritskade
In de zomer van 2017 stonden de media in het teken van de ideologische strijd die zich afspeelde rondom standbeelden van omstreden helden uit de Amerikaanse Burgeroorlog. Demonstranten stonden tegenover elkaar in hun visie op het eerbetoon aan mannen die zich hadden ingezet voor het behoud van de slavernij. Beelden werden beklad of juist verdedigd, of uit voorzorg weggehaald door gemeentes.
Ook in Nederland is de strijd tegen de in de publieke ruimte alomtegenwoordige kolonisten en witte suprematisten uit de geschiedenis opnieuw zichtbaar geworden. Honderden straten in Amsterdam dragen namen van omstreden zeehelden en hun gezichten prijken op verschillende gebouwen. Zo ook hier, op het reliëf boven de hoofdingang van het Tropenmuseum waar VOC-koopman Jan Pieterszoon Coen waakt. Dit beeld is waarschijnlijk gemaakt door J.L. Vreugde, al hebben verschillende kunstenaars hun bijdrage geleverd. Een speciale commissie voor symboliek koos de decoraties.
Het Tropenmuseum werd in 1926 geopend als Koloniaal Instituut en waarborgde de etnografische collectie die werd meegenomen uit de koloniën. De gevelreliëfs verwijzen naar de Gouden Eeuw, de tijd waarin Nederland een overzees imperium opbouwde. In 1621 gaf Coen leiding aan een massamoord op de Banda-eilanden. Nadat hij een opstand tegen het afgedwongen Nederlandse monopolie op nootmuskaat neersloeg, waren er van de vijftienduizend eilandbewoners nog maar zeshonderd in leven. Zelfs in zijn eigen tijd werd deze daad veroordeeld, maar in de nationalistische negentiende eeuw werd hij geprezen als held van de Gouden Eeuw, grondlegger van het wereldwijde Nederlandse imperium. Nu wordt deze status opnieuw bevraagd. Verdient een man als Coen wel zo’n eervolle positie in onze stad?
De vragen die deze discussie aanwakkert vereisen een kritische blik op kunst in de openbare ruimte. Welke geschiedenis wordt er verteld in de straten van Amsterdam? Voor wie was deze geschiedenis glorieus, en voor wie niet? Moet de symboliek in een stad in dienst staan van al haar verschillende bewoners? Is het bijvoorbeeld een probleem dat er zo weinig straatnamen zijn vernoemd naar vrouwen? En kan symboliek daadwerkelijk inspelen op de psyche van de Amsterdamse vrouw van nu? En zo niet, hebben we dan nog steeds de verantwoordelijkheid om de ideologie van een stad up-to-date te houden? Wat doen we als we van mening veranderen over de heldendaden die we ooit eerden?
‘De geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaar’, stelde de Britse premier Winston Churchill in de jaren ‘60. De Coentunnel, het voormalige Van Heutszmonument, de Piet Heinkade; Amsterdam vertelt het glorieuze verhaal van de Gouden Eeuw, toen de stad het middelpunt van de internationale handel vormde. Het is geen geheim dat deze tijd duistere kanten had. Nederland, en veel andere Europese landen, dankten hun rijkdom aan het exploiteren en tot slaaf maken van mensen in andere werelddelen. Onder meer als gevolg van deze geschiedenis is Amsterdam tegenwoordig een diverse, multiculturele stad. De huidige discussie over het behouden of wegnemen van beelden en straatnamen van onderdrukkers is dus een vraag naar representatie. Wat willen we als stad uitdragen, waar staan we voor en welke burgers worden er vertegenwoordigd in de openbare ruimte?
De voormalige J.P. Coenschool in Amsterdam-Oost gaf dit jaar luid en duidelijk antwoord op deze vraag door afstand te doen van zijn naam. Er wordt nu gezocht naar een naam waar iedereen op school achter kan staan en die de multiculturele leerlingengemeenschap vertegenwoordigt. Maar in dit complexe vraagstuk zijn verschillende antwoorden mogelijk. Dekolonisatie is meer dan het verbreken van de koloniale relatie tussen onderdrukker en onderdrukte. Het is een proces waarin het koloniale gedachtegoed, dat bestaat uit een eeuwenlange relatie van superioriteit in al haar vormen, wordt herzien. Het Tropenmuseum zelf heeft een kritische behandeling van zijn institutionele geschiedenis ontwikkeld en een actieve rol aangenomen in het dekolonisatieproces. In tentoonstellingen en symposia wordt de collectie bekeken als materiaal dat een eerlijke en evenwichtige kijk op de imperialistische geschiedenis kan bieden. In dit kader zijn momenteel de tentoonstellingen Heden van het slavernijverleden en Afrofuturism te zien in het Tropenmuseum.