Hortus Botanicus, 1638
Plantage Middenlaan 2a
In de tweede helft van de zeventiende eeuw schrijft botanicus en tekenaar Agnes Block de volgende woorden: ‘Kunst en arbeid vermogen waar de natuur in gebreke blijft’. Pas in haar kundige handen kan de natuur tot bloei komen. Zij is de eerste die voor elkaar kreeg wat velen in die tijd probeerden: de populaire ananas, geïmporteerd uit westerse koloniën, op Europese bodem kweken. De VOC begon in de zeventiende eeuw met het meenemen van tropische planten en dieren naar Nederland. Veel daarvan komt in privécollecties terecht, ook de dieren, tot dat Artis aan het begin van de negentiende eeuw wordt opgericht. De planten kunnen niet zomaar overleven in het wisselvallige Nederlandse klimaat, maar met de rijkdom die wordt verworven met de internationale handel komt ook een ontwikkeling van techniek en nieuwe mogelijkheden om de natuur naar eigen hand te zetten. Met het oog op economisch interessante gewassen moedigt de VOC het onderzoek naar flora aan.
In 1682 wordt de botanische tuin van Amsterdam, ooit begonnen als medicijntuin tijdens pestepidemieën, opgericht met in het bestuur VOC-bewindvoerder en Amsterdams burgemeester Johan Huydecoper. De ontwikkeling van kassen maakt het mogelijk om het oorspronkelijke klimaat van gewassen na te bootsen en in de collectie bevinden zich onder andere de ananas, een okra, een moerbeiboom en twee koffieplanten. Zowel de koffieplanten als de Aziatische moerbeiboom worden gestekt en geëxporteerd naar Java en Suriname, in de hoop grootschalige productie van koffie en zijde op te kunnen zetten voor de Europese markt. De moerbei overleeft het niet in het Surinaamse klimaat, maar koffie blijft tot het einde van het koloniale tijdperk een enorme winstbron voor Nederland.
De economische waarde van de natuur in de koloniën drijft vanaf het begin van de overzeese expedities de interesse van handelaren. Specerijen, vruchten, textiel en grondstoffen zijn bijzonder gewild op de Europese markt en de productie ervan wordt met geweld ten koste van de lokale arbeidskrachten opgeschroefd om te voldoen aan de vraag. Andersom heeft Europa weinig te bieden aan handelswaar en dus worden monopolies op producten op brute wijze verkregen.
Economie en natuur zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In de 21ste eeuw lopen we opnieuw aan tegen de problematische relatie tussen de twee. Het ideaal van maakbaarheid en het consumptiegedrag die aan het begin van het koloniale tijdperk al een rol speelden, hebben in hun moderne vorm de natuur permanent veranderd en vormen nu een bedreiging voor de mens. Deze bedreiging is onevenredig verdeeld over de wereld. Nederland heeft als welvarend land de mogelijkheid om de stijgende zeespiegel buiten de dijken te houden en technieken te ontwikkelen die de gevolgen van klimaatverandering zo veel mogelijk beperken. Minder welvarende landen lopen tegen droogte en klimaatrampen aan, zonder de middelen te hebben zich daartegen te wapenen. We kampen echter met een mondiaal probleem. Gelukkig heeft de Hortus Botanicus zich samen met buurmuseum De Hermitage gepositioneerd als voorloper in de klimaattechnologie. Sinds 2016 werken de instituten samen in het project Tussen Kunst en Kas. Het warmteoverschot dat de Hermitage produceert met het koelen van de expositiezalen wordt via een ondergrondse buis naar de Hortus Botanicus gepompt, waar het de kassen verwarmt. Hiermee draait de Hortus voor tachtig procent op duurzame energie. Het is de eerste keer dat deze techniek in Nederland wordt ingezet.