Klimmuur, Boudewijn Payens en Constant, 1991
Troelstralaan / Herman Bonpad
Wat zijn kenmerkende eigenschappen van een klimmuur? Amorfe grepen in allerlei primaire kleuren? Een betonnen wand die een rots in de bergen simuleert? Een mat voor een zachte landing? Bij de twee betonnen driehoeken, ontworpen door kunstenaar en bergbeklimmer Boudewijn Payens, missen al deze elementen en toch zijn ze ontworpen om tegen aan te klimmen.
Payens ontwierp zijn eerste klimmuur in 1983. Dit gebeurde in een tijd dat er in Nederlands nog geen klimwanden waren. De bekende kleurrijke klimgreepjes bestonden ook nog niet. Hoe een bergsporter kan ervaren hoe het is om in de Alpen te klimmen, dat is waar Payens als kunstenaar en bergbeklimmer een antwoord op zocht.
Het resultaat is een muur waarop de klimmer niet alleen een fysieke, maar ook een visuele grip kan vinden. In het begeleidend boekje dat in 1991 werd uitgegeven ter ere van deze klimmuur schrijft Payens: ‘Eigenschappen en mogelijkheden van het werk liggen in elkaars verlengde’. In de uitgave is ook een schematische weergave van de muur afgebeeld, met daarop een tiental klimroutes met prikkelende namen als Celine, Godin, Lila en de Brüningsvariant. Het is onduidelijk of dit klimmersjargon is of dat het een eervolle knipoog is naar leden van een klimvereniging. Omdat kunst en functie in dit werk samenvallen zou je kunnen spreken van een gesamtkunstwerk.
Payens’ klimmuren stonden onder meer in Dordrecht en La-Roche-en-Ardenne in België. In Amsterdam was er een te vinden bij de Jaap Edenbaan in de Watergraafsmeer. In 2008 is deze klimwand gedemonteerd en zijn de twintig betonnen en stalen platen van in totaal zestigduizend kilo naar Sportpark Ookmeer verhuisd, alsof het topje van de Mont Blanc naar Osdorp is gekomen.
Meer informatie
Payens, Boudewijn (1991) Boudewijn Payens. Een tekening van 60.000 (zestigduizend) kilo, Kunstwerk Dordrecht i.s.m. Wim Korvinus, Arnhem. www.boudewijnpayens.nl