Amsterdam-Noord en de politiek van de (on)zichtbaarheid
In Amsterdam staan meer dan vijftienhonderd kunstwerken op pleinen, parken, rotondes en straathoeken. Ze zijn zelfs te vinden aan gevels en binnen publieke gebouwen, zoals in scholen en ziekenhuizen. We zijn er doorgaans zo aan gewend om kunstwerken als onderdeel van het stadsbeeld te zien, dat ze daardoor niet meer zichtbaar zijn, ook al komen we er vaak langs. Die kunstwerken willen iets betekenen voor onze publieke ruimte, voor onze stad. De betekenis van een kunstwerk in de openbare ruimte verandert weleens in de loop van de tijd.
Een ding kunnen we in elk geval al bij voorbaat stellen over beelden in het algemeen, en dat is dat elk beeld vraagt om aandacht van het publiek, of het nu twee- of driedimensionaal is, van hout, brons of van ijzer gemaakt is. Soms roept het beeld ‘kijk!’ naar de voorbijgangers. Soms is het indringend en overweldigend, soms subtiel en bijna onhoorbaar. Maar dat verzoek is er altijd: ‘Kijk eens hiernaar.’
Het werk van een kunstenaar heeft de kracht om het onzichtbare juist zichtbaar te maken: iets wat je eerder niet zag of je nooit opviel, wordt je nu in geuren en kleuren getoond. Maar dat is slechts de helft van het verhaal. Als iemand of iets ‘kijk hiernaar’ roept, is er namelijk ook die onuitgesproken andere boodschap ‘kijk niet daarnaar’. Wanneer het gaat over kunst in de publieke ruimte, wordt deze dubbelheid geladen met het belang van de instantie die de opdracht voor het kunstwerk heeft gegeven. Het is doorgaans immers het heersende machtsorgaan dat bevoegd is de ruimte vorm te geven die we openbaar noemen.
Standbeelden in minder democratische regimes vertegenwoordigen de aanwezigheid van de macht vaak letterlijk. Toen de Verenigde Staten en Groot-Brittannië in 2003 Bagdad waren binnengevallen en de macht hadden overgenomen, werd dit propagandistisch uitgebuit met een live-uitzending van Amerikaanse soldaten die een standbeeld van de Iraakse leider Saddam Hoessein omvertrokken.
Kunst, zo lijkt het, is gevrijwaard van dit machtselement waarin zichtbaarheid en onzichtbaarheid anders worden ingedeeld. Kunst is, althans in Nederland, een vrijplaats waar in principe alles mag, mits het niet al te zeer schokt of kwetst.
Juist die mantel van vrijheid en oneindige veelvormigheid maakt kunst tot een veelzijdig stuk gereedschap in de handen van hen wier taak, of broodwinning, het is om de wensen, voorkeuren en behoeftes van mensen in de toekomst te voorzien en vorm te geven.
Stadsdeel Noord en de kunst die daar te vinden is zijn exemplarisch voor de politiek van de (on)zichtbaarheid. Het stadsdeel dat gescheiden is van de rest van de stad door het IJ, en dat bekendstond om zijn scheepswerven, industrie en de arbeidersklasse die er woonde, is razendsnel aan het transformeren. Aan de oevers van het IJ zijn bruisende broedplaatsen te vinden, hippe start-ups en steeds meer woningen die alleen voor de well-to-do betaalbaar zijn. De kunstwerken die in de loop der jaren zijn geplaatst in de publieke ruimte van Amsterdam-Noord en soms haast onzichtbaar zijn geworden, markeren elk op hun eigen manier die ontwikkeling.